Roel Bogie
Addendum
bruikbare classificatie is, aangezien er aanzienlijke overeenstemming is gevonden onder experts, en die aan te leren is aan MDL-artsen in opleiding met behulp van een online trainingsmodule. Om de kenmerken van elk LST subtype samen te vatten, werd een meta-analyse uitgevoerd in hoofdstuk 3. Na uitgebreid zoeken werden de gegevens van 48 artikelen gebruikt om de prevalentie van LSTs, de prevalentie van elk subtype, de submucosale invasiegraad van elk subtype en de voorkeurslokalisatie van LSTs in de dikke darm te bestuderen. De resultaten toonden een algemene LST prevalentie van 0,83% (95% CI: 0,62 – 1,07) in alle colonoscopieën en 3,6% van alle gedetecteerde colorectale neoplasmata (95% CI: 2,5 – 4,9). In het algemeen komen LSTs evenveel voor in het proximale als in het distale colon, maar granulaire LSTs kunnen distaal meer voorkomen dan proximaal. De prevalentie en de mate van submucosale invasie bij diagnose varieert tussen de LST Kudo subtypes. Homogene granulaire LSTs komen het meest voor (35,4%, 95% CI: 27,2 – 43,6) met het laagste percentage submucosale invasie (0,5%, 95% CI: 0,1 – 1,0). Niet-granulaire LSTs met pseudodepressie hebben de laagste prevalentie (5,5%, 95%CI: 3,2 – 7,8) terwijl ze het hoogste risico op submucosale invasie hebben (31,6%, 95%CI: 19,8 – 43,4). De studie toonde aan dat de classificatie van LSTs op basis van macroscopisch voorkomen nuttig is bij het beoordelen van het risico op submucosale invasie en moet worden gebruikt om de meest geschikte behandelingsstrategie te bepalen. Het hoge risico op submucosale invasie in sommige LST subtypes suggereert dat inadequate resectie zou kunnen bijdragen tot het risico op het ontwikkelen van colorectale kanker. Of patiënten met LSTs een specifiek risicoprofiel hebben voor het ontwikkelen van metachrone (later gedetecteerde) colorectale neoplasmata (latere darmpoliepen) was nog niet onderzocht. In hoofdstuk 4 zijn gegevens uit een prospectieve poliep database gebruikt om LSTs te bestuderen en te vergelijken met grote polypoide neoplasmata (gesteelde en sessiele poliepen). Follow up gegevens van alle patiënten met grotere colorectale neoplasmata (van minimaal 10mm in diameter) werden aanvullend verzameld. De resultaten toonden aan dat LST patiënten significant meer synchrone colorectale neoplasmata hadden dan patiënten met grote polypoide colorectale neoplasmata (gemiddeld3,34versus 2,34, P <0,001). Patiëntenmet LSTs ontwikkeldenook significant meer metachrone neoplasmata binnen de zes jaar follow-up (71,6% versus 54,2%, P =0,0498) en meer colorectale neoplasmata met hooggradige dysplasie of submucosale invasie (36,4% versus 15,8%, P <0,001). Na correctie voor leeftijd en geslacht hadden LST patiënten, in vergelijking met patiënten met een grote polypoïde poliep, een hazard ratio van 2,9 voor het ontwikkelen van nieuwe colorectale neoplasmata met hooggradige dysplasie of submucosale invasie. Deze resultaten rechtvaardigen de noodzaak van strikte opvolging van LST patiënten, aangezien het een risico populatie lijkt te zijn. Het belang van deze bevinding voor de huidige klinische praktijk wordt belicht in hoofdstuk 5. Gegevens over de prevalentie van LNPCPs in de eerste jaren van het Nederlandse darmkanker screeningsprogramma lieten zien dat LNPCPs voorkwamen bij 8% van alle deelnemers die een colonoscopie ondergingen. Gedetailleerde gegevens over de bevindingen tijdens de eerste jaren van screening, inclusief follow-up, werden verzameld in drie ziekenhuizen in de regio Zuid-Limburg in Nederland. De lokale prevalentie van LNPCPs was vergelijkbaar met de nationale prevalentie. In totaal werd 30% van de aangetroffen LNPCPs niet direct verwijderd. Dit percentage nam toe met de grootte van het LNPCP. Het totale technische succespercentage van endoscopische verwijdering was 87% (95% CI: 82 – 91). Het klinische succespercentage bleek ook 87% (95% CI: 80 – 92) te zijn en werd gedefinieerd als geen residu na één jaar. Beide percentages namen af met toenemende LNPCP grootte. Het totale recidiefrisico na een technisch succesvolle resectie was 22% (95% CI: 15 – 32) voor gefragmenteerde en 8% (95% CI: 2 – 22) voor in een geheel verwijderde LNPCPs. De meeste recidieven konden succesvol worden behandeld door herhaalde endoscopische resectie,
246
Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online